Geplaatst op Geef een reactie

30-11-2008

Regen, wind, koude, verkoudheid, lepeltjes, spinstangen, anti kink vaantjes en een gebrek aan tijd waren er debet aan dat ik een aantal dagen gewoon niet aan vissen ben toegekomen. Ook dit weekend was de tijd beperkt maar gelukkig kon ik een paar uur besteden aan een mooie brug nabij mijn woonplaats. Ik doe dat vaker in de winter. Speciale bruggen met objecten in de vorm van dukdalven en bij voorkeur een brug die op palen staat. Je vind ze door er onderdoor te varen en eens je hengeltop onder het, meestal, betonvlak te prikken. Vind je daar ruimte dan is dat zo’n type brug. Niet dat dit per se noodzakelijk is maar een dergelijke plaats biedt een schuilplaats aan roofvis en daar zijn we natuurlijk naar op zoek. Ik vis vandaag met een dode sardine. Bevestigd op een takel met drieweg wartel. Onder een dobber met een drijfvermogen van 60 gram. Stel de dobber af zodat de aasvis ongeveer 20 cm boven de bodem hangt.

Aangekomen bij de eerste brug aas ik mijn doodaas hengel volgens de hierboven beschreven methode. Ik leg de hengel even op de dukdalf en loop naar mijn auto. Daaruit pak ik een korte baitcaster die ik met een fireball afmonteer. Toevallig vond ik in de vriezer nog een aantal vers ingevroren voorns die ik in de zomer al eens had gevangen. Deze gaan nu bevroren op de fireball. Ik loop terug naar mijn hengel. Nu leg nu de baitcaster met fireball even op de dukdalf om met de doodaas hengel even het brugvlak af te peuteren. Met een vier meter en een beetje, kan ik het hele brugvlak af “centimeteren”. Het geeft geen resultaat. Ik laat de wind de dobber meenemen, langs de beschoeiing, richting een rietkraag. Ik pak de fireball op en probeer met een iets kleiner aas nog eens het brugvlak nabij de dukdalven. Opeens begint mijn langzaam ontdooiende voorn spontaan te zwemmen. Ik laat haar even gaan en zet de haak. Bingo, ze komt boven, ik herinner me een decembermaand van het jaar 2006. Ik kijk het even na, het was op 31 december van het metersnoek loze jaar 2006. Toen op dezelfde brug gebeurde het. Dit moet deze snoek zijn. Ik dril, lever het gevecht en zie tot mijn ontsteltenis dat de snoek maar nauwelijks gehaakt zit aan de zijkant van de bek. Ik foeter op mezelf, vanmorgen stond ik nog met een schepnet in de handen, maar heb dat terzijde gelegd. De snoek hier pakken gaat vanwege de hoge kant niet. Ik wist dat en had gewoon mijn schepnet mee moeten nemen. Nu zal ik moeten omlopen en de snoek mee moeten voeren naar een plek waar ik haar met de hand kan landen. Ik wik en weeg wat te doen. Hoe groot is de kans van slagen dat ik die snoek 50 meter mee kan sleuren voordat ik op zo’n plaats ben. Ik besluit dat ik dan maar een foto maak en de snoek vervolgens onthaak door plat op mijn buik op de kant te gaan liggen. Ik loop naar mijn auto en tracht het portier te openen om ik de camera uit te auto te pakken. Dan schiet de snoek los. Mij een beetje ontredderd achterlatend. “Amateur”, veroordeel ik mezelf.

Nog een uur besteed ik aan deze brug maar ik kan de snoek niet meer verleiden. Ik denk dat deze wel een speciale plaats gaat innemen in het rijtje onvangbare snoeken. Binnenkort maar weer eens een poging. Ik verkas naar een volgende brug waar ik nog een klein snoekje weet te vangen. Dan vind ik het wel prima. Ik verlang naar een bordje snert. Nog een kleine poging op de brug. Ik groet de vrouw van Popke die hardlopend langskomt en nog een goede vier kilometer voor de boeg heeft. Ik besluit te stoppen. Ruim mijn rommel op en ga nog even tanken op weg naar huis.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *